Hoofdstuk 9

 

Met één been onder me opgetrokken en de ander over de rand bungelend, zette ik me met mijn tenen af, iedere keer dat mijn voet de houten veranda raakte. De scharnieren van de schommelbank piepten bij elke beweging, alsof het protesteerde tegen mijn gewicht. Misschien deed het dat ook wel, maar dan om het feit dat ik te weinig had gegeten de afgelopen dagen. De hemel zag er schitterend uit, helder waardoor er veel sterren te zien waren en een volle maan die twee keer zo helder leek te schijnen als normaal. Als mijn vader nu naast me had gezeten, zou hij me de verschillende sterrenbeelden hebben aangewezen. Hij raakte het nooit beu om er over te vertellen en ik deed altijd weer alsof ik het voor het eerst hoorde. Inmiddels zou ik zelfs met een blinddoek om alle steerenbeelden kunnen aanwijzen, als ik maar wist waar de poolster zich bevond. Dat wist hij wel, hij had me er zelf een keer toe uitgedaagd.

Ik merkte dat er een kleine glimlach op m’n gezicht kwam en ik liet mijn blik door de tuin gaan. Nog één van mijn vaders liefdes. Ondanks dat het najaar was, stond er nog steeds bloemen in bloei. Er stonden onder andere vlierbesstruiken, bolchrysanten in het purper, wit en drie verschillende kleuren oranje, heideplanten, muurpepers, hortensia’s en clematissen in bloei. Aan de rand van de tuin stonden diverse struiken, links achter had hij een soort hofje gemaakt waar je in de zomer beschut kon zitten onder een pergola met klimplanten om je heen, er lagen verschillende slingerpaadjes door de tuin met daaromheen gras en lage planten en in het midden had hij een bloemperk gemaakt dat, wanneer het voorjaar werd, je gewoon de adem benam. Hij hield ervan als er het hele jaar door kleur in de tuin was en hij had de tuin dan ook zo ingericht dat er overal bloemen stonden voor de verschillende jaargetijden. Nee, onze tuin was nooit kaal. Die laatste ochtend, voordat hij naar zijn werk was gegaan zou hij vast nog even met een tevreden glimlach uit het raam hebben gekeken. Misschien had hij zelfs wel hier gezeten tijdens zijn lunch. Met mijn hand gleed ik over mijn zitplek. Ik deed mijn mond open om diep adem te halen, maar er kwam geen lucht binnen, er kwam alleen een piepend geluid uit m’n keel. We zouden de tuin goed moeten onderhouden om zijn liefde hier goed voelbaar en zichtbaar te houden.

Een zachte, doffe dreun deed me opschrikken en toen ik omkeek zag ik Jayson naar buiten komen met een fleecekleed in zijn handen. ‘Ik ben het maar.’ Met een scheef lachje liep hij naar me toe en drapeerde het kleed om me heen, waarna hij naast me ging zitten. Jayson had alles op zich genomen, elk detail voor de begrafenis had in zijn handen gelegen. Alles wat wij vergaten, had hij allang geregeld. Wij hadden hem daarom voor het gemak een sleutel van het huis gegeven, maar ik had niet verwacht dat hij er nu nog, nu de begrafenis achter de rug was, gebruik van zou maken.

‘Is je moeder al weg?’

‘Ja. Ze is met haar zus mee voor een week en daarna zal zij een week hier slapen bij mijn moeder. Langer, als het nodig is.’

‘En jij?’

‘Ik weet nog niet zeker of ik morgen naar huis ga, of dat ik wat spullen van mijn vader zal doorzoeken. Ik wil mijn moeder er graag bij helpen, haar ermee ontlasten, maar misschien is het daar nog te vroeg voor. En misschien kan ik het ook wel beter aan haar overlaten omdat zij dingen zou willen houden die ik weg zou doen.’

Jayson pakte mijn hand vast en gaf er een kneepje in. ‘Doe maar rustig aan. Ik denk dat je gelijk hebt dat je nog niet gelijk aan de slag moet gaan.’

‘Ik wil niet dat mijn moeder er alleen voor staat.’

‘Je kunt haar toch vragen jou te bellen als ze er aan toe is?’

Ik slaakte een zucht en veegde onbewust een traan weg. Dat kon ik natuurlijk doen, maar ergens wist ik dat mijn moeder me daar niet voor zou bellen. Ze zou mij er niet mee lastig willen vallen, maar ze besefte niet dat het voor mij helemaal geen last zou zijn. Maar hoe kreeg ik haar dat aan het verstand? ‘Ik heb hier vaak gezeten met mijn vader. Dan bespraken we wat er de laatste tijd was gebeurd. Hij vertelde alle pikante details van het werk en de nieuwtjes uit de buurt, maar het belangrijkste vond hij hoe het met mijn studie ging. Via mijn tablet liet ik de nieuwste projecten aan hem zien en wat ik verder allemaal aan foto’s had gemaakt.’

‘Hij was erg trost op je. Altijd als ik hem sprak, vertelde hij hoe het met je ging en wat een geweldige foto’s je maakte.’

Dat bracht een glimlach op mijn gezicht, maar tegelijkertijd voelde ik de volgende tranen weer komen. Jayson gaf nog een kneepje in mijn hand en stond op. ‘Ik ben zo terug.’

Even later kwam hij met twee mokken naar buiten en drukte er een van in mijn handen. Verbaasd staarde ik erin: hij had chocolademelk met marshmallows gemaakt! En niet alleen voor mij, maar ook voor zichzelf. Dat was één van de liefste dingen die iemand ooit voor me had gedaan. Met een brok in m’n keel keek ik naar hem op. ‘Dankjewel.’

‘Graag gedaan.’ Zijn mond vertrok in een verbeten lach. ‘Ik weet nog niet hoe ik dit weg moet krijgen, maar ik zal m’n best doen.’

De chocolademelk was nog heet en ik viste er eerst een marshmallow uit en at die op. Vanuit mijn ooghoek zag ik hoe Jayson mijn voorbeeld volgde. Hij kauwde met een bedenkelijke blik op de marshmallow en slikte hem toen door. ‘Het gaat. Erg zoet, maar het gaat.’

Ik lachte zacht en viste de volgende marshmallow eruit.

‘Het is een mooie avond. Zie je die sterren daar?’ Ik volgde de richting waarnaar hij met zijn vinger wees. ‘Dat is de Zwaan. Volg je mijn vinger?’

‘Ja.’

‘En er is ook een Dolfijn, wist je dat? Hij is klein en niet zo makkelijk te vinden, maar… ja, daar is hij!’ Hij boog langs me heen en wees weer een paar sterren aan. ‘Hij heeft wel iets weg van de Kleine Beer, vind je niet?’

Vol verbazing keek ik naar hem op en mijn ogen veranderden weer in watervallen. Ik wist alleen niet zeker of het alleen vanwege mijn vader was of ook vanwege hem.

‘Wat is er Romy?' Zijn ogen stonden vol bezorgdheid en hij schoof naar me toe, zette onze mokken weg en trok mij in zijn armen. Heel even dacht ik iets in zijn ogen te bespeuren, een gevoel dat ik maar beter geen naam kon geven. De vader was de wens van de gedachte. ‘Het spijt me als ik iets verkeerd heb gezegd,’ mompelde hij in mijn haren. Ik kon niet anders doen dan mijn hoofd schudden. Mijn armen klemde ik om zijn middel, mijn gezicht verborg ik in zijn hals en ik liet zijn rustgevende geur zijn werk doen, iets wat mijn vaders geur nooit meer zou kunnen. 

 

Een raar gevoel bekroop me, alsof iemand naar me staarde. Het voelde eng en er trok een rilling over m’n rug. Het drong maar half door tot mijn benevelde brein, tot ik langzaam mijn ogen opende en recht in twee grote ogen keek. Met een kreet schoot ik overeind en zag die ogen zich wijd opensperren en toen waterig worden. ‘O, hemel.’ Ik legde mijn hand op mijn hart en ademde langzaam in en uit, waarna ik lachte. Het was Sammy. ‘Sorry, liefje.’ Ik boog me voorover en tilde hem op schoot. ‘Je liet me schrikken.’ Ik drukte een kus op zijn kruin en de waterige ogen verdwenen opslag, om plaats te maken voor een grote grijns. Wat was het toch een geweldig lief kereltje.

‘Wat is er?’ Jayson verscheen in de deuropening en keek ons verontrust aan.

‘Er is niets. Ik had Sammy alleen niet verwacht dat Sammy het eerste was wat ik vanochtend zou zien.’ Fronsend keek ik om me heen en besefte nu pas dat ik op de bank zat. Dat was waar ook, ik was gisterenavond helemaal niet meer naar bed gegaan. Nadat ik had gedoucht en mijn pyjama had aangetrokken, was ik met een deken op de bank gaan liggen. Het was gewoon te stil in huis zonder mijn ouders. Ik keek weer naar Jayson. ‘Wat doe jij hier eigenlijk?’

‘Jou naar huis brengen, natuurlijk.’

Natuurlijk? Zo natuurlijk vond ik dat anders niet. Ik was blij met alle steun die hij de afgelopen dagen gegeven had, maar hij moest het niet overdrijven. Hij had zich weer ontpopt als mijn redder, zoals hij eens voor mij was geweest, en dat verontrustte me. Het gooide mijn gevoelens door elkaar, al mijn ingewanden raakten in de knoop, en onder normale omstandigheden kon ik daar al moeilijk mee omgaan, laat staan nu. Ik kon het er gewoon niet bij hebben.

Hij trok een wenkbrauw op. ‘Of ben je vergeten dat je geen auto bij je hebt omdat ik je heb opgehaald?’

 O, ja. Ik schraapte mijn keel en kwam met Sammy overeind. Niet omdat ik hem perse graag vast wilde houden, maar hij vormde een mooie buffer tussen Jayson en mij. Een belangrijke buffer. Sammy was zijn zoon, van hem en Samara. De vrouw met wie hij was getrouwd en van wie hij nog steeds hield. Die gedachte hield me enigszins scherp. ‘Dat vind ik erg aardig van je, Jayson, maar ik kan ook de trein nemen.’

Hij maakte een afkappend gebaar met zijn hand door de lucht. ‘Geen sprake van. Ik breng je terug en dan kan ik Sammy gelijk Amsterdam laten zien.’

Ja, hoor, alsof Sammy daar op deze leeftijd ook maar enige herinnering aan zou overhouden! Maar de blik in zijn ogen kende ik, hij duldde geen tegenspraak. Blijkbaar zag hij mijn weerstand verdwijnen, want hij gaf een tevreden knikje.

‘Dus, hoe laat wil je vertrekken? Of wil je toch nog eerst wat spullen doorkijken?’

Ik keek door de kamer en schudde toen mijn hoofd. Ik kon en mocht nog niets hier veranderen. Er was nog alle tijd voor. ‘Nee. Laten we maar over een uurtje of zo gaan.’

‘Prima. Maak je maar klaar, ik ben al met het ontbijt bezig.’ Hij draaide zich gelijk om en liep terug naar de keuken. Nu pas werd ik me bewust van de geur van versgebakken croissants en gemalen koffiebonen. Als reactie begon prompt mijn maag van zich te laten horen. Dat zou tijd worden ook. Ik zette Sammy weer neer en haastte me naar boven. In de badkamer bekeek ik mezelf eens goed in de spiegel. Romy, Romy, blijf alert! Als je hart net zo smelt als jouw ogen, ben je in groot gevaar.
 
 
                                                        Vorige                                 Volgende