Hoofdstuk 7

 

‘Wat is er, Romy?’

Mijn moeder had stamppot zuurkool gemaakt, mijn lievelingskost. Vandaag zat ik echter met mijn vork doelloos in mijn eten te prakken, ik kreeg amper een hap door mijn keel. Mijn ouders hadden altijd al warm gegeten tussen de middag, een gewoonte die ik als student snel had afgeleerd, maar af en toe nog wel miste. Met een zucht legde ik mijn vork neer en keek mijn vader aan. ‘Ik kan gewoon niet geloven dat het nog maar twee jaar geleden is dat ik hun trouwfoto’s heb gemaakt.’ Dat was tenminste in de buurt van de waarheid. Ik had nog nooit tegen mijn ouders gelogen en daar wilde ik nu ook zeker niet mee beginnen, maar hoe kon ik hen de waarheid vertellen? Het was gewoon allemaal zo verschrikkelijk verwarrend en tegenstrijdig. Ik treurde om Samara, maar tegelijkertijd fluisterde een deel van mij: “Jayson is weer vrij. Je hebt nog een kans.”. Het was kil en meedogenloos. Het bracht rillingen over mijn rug en ik haatte mezelf erom. Het waren gedachtes waar ik niet bij stil mocht staan en moest verbannen. Maar ze bleven hardnekkig de kop opsteken. Jayson had heel wat losgemaakt de vorige dag, door mij te omhelzen en aan te raken. En dan die vraag over Sammy… Waarom had hij dat toch in vredesnaam gedaan?

Mijn vader gaf zijn alwijze knikje. ‘Het is ook moeilijk te geloven. Ik vraag me af wat hij gaat doen. Het lijkt me toch dat hij niet zijn werk zal gaan opzeggen om voor de baby te kunnen zorgen.’

‘Het is in en in triest,’ zei mijn moeder, voor mijn vader en zichzelf nog een extra portie opscheppend. ‘Die arme Jayson. Alles was nog maar zo pril. En toch…’

Mijn moeder staarde naar buiten, maar ik had het idee dat ze eigenlijk niets zag. Ze leek ergens anders met haar gedachten. ‘Toch, wat, mam?’

Ze schudde haar hoofd en richtte zich op haar bord met eten. ‘Niets, liefje.’ Met haar vork gebaarde ze naar mijn bord. ‘Eet wat.’

Ik keek naar de zuurkool en mijn maag leek spontaan een blokkade te creëren. Al zou ik een hap nemen, mijn maag zou hem weigeren door te laten. Ik slaakte nog een diepe zucht en schoof het bord van me af. ‘Het spijt me, mam, ik krijg echt geen hap door m’n keel.’

Mijn vader gaf een klopje op mijn hand. ‘Het geeft niet, lieverd. Maar zet het dan in de koelkast voor straks. Je zult toch wat moeten eten vandaag.’

Hij had dus opgemerkt dat ik vanochtend ook niets had gegeten. Ik knikte toegevend en stond op. Ik haalde aluminiumfolie uit de la, scheurde een stuk af en vouwde het rond mijn bord, waarna ik het in de koelkast zette. Ik wierp een blik op mijn horloge, half één. ‘Ik ga even naar buiten, een stukje lopen.’

‘Doe dat maar. Dat zal je goeddoen.’

Ik liep naar de gang en pakte mijn jas van de kapstok. Ineens stond mijn vader achter me en nam mijn jas van mij over en hield hem voor mij op. Ik stak mijn armen erin en hij trok hem recht over mijn schouders. Terwijl ik mijn jas dichtritste, nam mijn vader me met een bezorgde blik in zich op. ‘Wie je ook tegenkomt, meisje, wees voorzichtig. Let goed op jezelf.’ Hij wierp een sceptische blik op mijn kraag en trok die netjes omlaag. Ik droeg hem meestal omhoog en mijn vader deed hem altijd weer omlaag als ik bij hen was. Hij keek diep in mijn ogen en hield mijn blik vast. De bezorgdheid erin vertelde me dat hij precies wist wat ik ging doen. Hij doorzag mij altijd en ik had lang geleden al de moeite opgegeven om er achter te komen hóe hij dat deed. Alhoewel hij er nooit iets over heeft gezegd, wist ik dat hij altijd heeft geweten van mijn gevoelens voor Jayson. Nu wist ik ook dat hij begreep dat daar nog niets aan was veranderd. Als er iemand was die mij door en door kende en precies wist wat er in mij omging, was hij het wel. ‘Doe ik, pap. Maak je maar geen zorgen.’

Hij gaf een knikje, keek nog eens naar mijn kraag en trok hem weer omhoog. ‘Het is wat fris buiten,’ mompelde hij. Ik glimlachte alleen en gaf hem een kus.

 

Met mijn handen in mijn zakken liep ik naar de speeltuin, nog geen vijf minuten bij ons huis vandaan. Het was stil, slechts drie kinderen waren er aan het spelen, hun wangen rood van de kou. Gisteren nog had de zon goed haar best gedaan, alsof ze had geweten dat ze extra hard nodig was geweest. Vandaag liet ze het afweten. Ik staarde naar de schommel en zag dat meisje voor me met die blonde staartjes. Zwevend door de lucht, haar eigen universum. Wat had ik dat na die dag nog vaak gedaan. Ik ademde diep in en liep er naartoe, ging zitten en zette af. Met mijn armen om de touwen geklemd en mijn ogen dicht, ging ik steeds sneller en hoger, tot ik het punt had bereikt waarop ik niet meer hoger kon. Toen sloot ik mijn ogen en strekte mijn benen voor me uit. Mijn haren wapperden in mijn gezicht, de koude wind blies door mijn broekspijpen naar binnen en ik rilde. De vraag van mijn vader spookte door mijn gedachten: Wat zou Jayson gaan doen? Hij was niet het type dat zijn kind volledig aan de zorgen van een ander zou overlaten, maar hij zou ook niet zijn werk ervoor opzeggen. Dus wat zou hij dan wel doen? Een andere vrouw zoeken? Zo ja, hoe snel? Het idee van Jayson met een andere vrouw, opnieuw iemand anders dan ik, beknelde mijn luchtpijp. Ik ademde diep in via mijn mond en ineens voelde ik een warme straal op mijn gezicht, de zon probeerde terrein te winnen. Genietend hief ik mijn hoofd omhoog. Kon elke dag maar zo zijn, zo vrij van zorgen. Kon ik maar weer dat kleine meisje zijn die zo dol was op haar redder. Die tiener zijn op wie iedereen jaloers was, omdat ik de aandacht kreeg van die éne jongen, waar iedereen de aandacht van wilde. Maar het was niet genoeg geweest. Ik was niet genoeg geweest. Jarenlang had ik in een illusie geleefd, mijn eigen veilige wereld tot die als een zeepbel uit elkaar klapte. En nog had ik het niet kunnen geloven, het niet kunnen aanvaarden. Ze zeepbel was geklapt, maar ik stond nog tussen de restanten ervan, het was nog steeds glad en ik was me er heel goed van bewust dat ik elk moment plat kon gaan. En hard ook.

Mijn voeten raakten de grond en ik opende mijn ogen. Ik schrok toen ik degene zag die mij, leunend tegen de paal van de schommel, grijnzend in zich opnam en ik zette mijn hakken in het pulp.

‘Hoi Romy. Je hoeft voor mij niet te stoppen, hoor.’ Hij ging op de schommel naast mij zitten en zette zich langzaam af. De wind blies zijn geur mijn kant op, hij had zijn Calvin Klein lucht weer op. ‘Sorry dat ik je liet schrikken. Ik wilde je niet storen, je leek zo ver weg en zo te genieten.’

‘Dat geeft niet.’ Ik keek langs hem heen. ‘Waar is Sammy?’

‘Bij Samara’s ouders. Hoe gaat het met je?’

‘Goed, maar dat kan ik beter aan jou vragen.’

Hij schudde zijn hoofd, een kleine glimlach rond zijn lippen. ‘Ik wil niet over mezelf praten.’

‘Heb je er al wel met iemand over gepraat?’

‘Nee. Ik wil het eerst zelf een plek geven.’

‘Dat is niet goed, Jayson, je moet er over praten.’

‘Weet je wat? Zodra ik merk dat het niet werkt of dat iemand er iets van zegt, zal ik jou bellen om te praten.’

Dat was nu net níet de bedoeling. Maar ik kon moeilijk zeggen: “Nee, sorry, daar pas ik voor”. Daar had ik het hart niet voor. Zeker niet richting hem. ‘Waarom wilde je dan met mij praten?’

‘Het is veel te lang geleden dat we elkaar gezien en gesproken hebben.’ Hij keek me aan en liet een taxerende blik over me heen gaan. ‘Je ziet er goed uit, Romy.’

Ondanks de kou, voelde ik mijn wangen warm worden en ik sloeg snel mijn blik neer. Met een beetje geluk waren ze al roodgekleurd door kou, zodat hij het niet zou merken.

‘Hoe is het je vergaan zonder jouw beschermer?’

Ik haalde mijn schouders op en zette me weer af. Ik hoorde het piepen van de ketting en vroeg me af of dat daarnet ook al zo was geweest of was ik me nu gewoon extra bewust van elk geluidje om me heen? ‘Best, hoor. Ik ben niet meer dat meisje dat een beschermer nodig heeft. Dat heb je zelf gezegd.’ Er kwam niet gelijk een reactie en ik waagde het om te kijken. Zijn blik was peinzend en hij gaf snel een knikje.

‘Dat is zo. Het is ook niet zo dat ik me er echt druk over maak, of… en hoe gaat het in de liefde?’

Die verandering was zo abrupt, dat ik de zin nog een keer voor mezelf moest afspelen om er zeker van te zijn dat ik het goed had gehoord. ‘Ik heb op het moment geen vriend.’

‘Wel gehad? Of iemand op het oog?’

‘Jayson, dat is privé.’

‘Echt waar? Vroeger vertelde je mij alles.’

Hij zei het heel luchtig, maar ik kreeg het gevoel dat er veel meer achter stak. Alsof hij een reden had waarom hij dit wilde weten. ‘Maar nooit over jongens.’

Zijn blik kreeg weer die peinzende uitdrukking. ‘En hoe zit het dan met jou en Thijs?’

Ik sperde mijn ogen wijd open. Vroeg hij dat nu serieus? ‘Wij zijn alleen vrienden.’

‘Maar hij zou wel meer willen.’

‘Hij heeft al een vriendin.’

‘Hij heeft jou liever.’

‘Jayson, ik ga het niet…’

‘Het is privé, ik weet het. Ik weet het.’ Hij slaakte een gefrustreerde zucht. ‘Maar Thijs is mijn beste vriend en daarom wil ik weten… ik moet gewoon weten of…’

‘Wat? Wat moet je weten?’

Hij perste zijn lippen op elkaar en keek van me weg. ‘Of er een kans is tussen jullie.’

‘Het spijt me, maar dat gaat jou niets aan. Dat is iets tussen hem en mij.’ Om de een of andere reden kon ik hem de waarheid niet vertellen. Of ik durfde het niet. Alhoewel het misschien beter was als ik de waarheid vertelde, omdat hij dan zou weten dat ik vrij was, vertrouwde ik het niet. Ik stopte met schommelen en stapte eraf. ‘Als dat alles is waar je over wilde praten, dan d-‘

‘Nee!’ Hij sprong van de schommel en pakte me bij mijn schouders vast. ‘We konden altijd zo goed praten, Romy.’

‘Ik praatte, jij luisterde alleen,’ verbeterde ik hem, terwijl ik zijn handen van mijn schouders schudde en een stap naar achteren deed. Hij moest me gewoon niet aanraken.

Hij haalde zijn schouders op en stak zijn handen in zijn broekszakken. ‘Maakt dat verschil?’

‘Ja. Ik ben niet meer dat meisje dat naar jou opkeek omdat jij mij had gered. En ik heb nu een ander leven.’

Hij fronste. ‘Ben je dan zo veranderd? Volgens mij ben je nog precies dezelfde Romy.’

Ik kon wel huilen om zijn woorden. De laatste keer had hij mij een jongvolwassene genoemd en dat was ik in zijn ogen dus nog steeds. Ik wierp een blik op mijn horloge, zonder de tijd te zien. ‘Ik moet weer terug.’

‘Zie ik je nog?’

‘Nee.’ Ik keek naar hem op en schrok van de enorme leegte die ik in zijn ogen zag. Het verplaatste zich gelijk naar mijn eigen lichaam en ik kreeg een rauw, pijnlijk gevoel in mijn maag. ‘Je kunt me altijd bellen,’ hoorde ik mezelf tegen beter weten in zeggen. En toen, omdat ik zijn pijn niet aan kon zien zonder een pleister op de wond te plakken, ging ik op m’n tenen staan en drukte een kus op zijn wang, waarna ik me omdraaide en wegliep. Ik huiverde, wat was het toch koud.

 

Thuis aangekomen wierp mijn vader een blik op me en liep vervolgens zonder iets te zeggen naar de keuken. Ik wist wat dat betekende en volgde hem en ging aan de keukentafel zitten. Een paar minuten later zette hij twee grote mokken chocolademelk neer met marshmallows erin. Mijn troostdrankje dat hij altijd voor mij maakte.

 

 

                                                           Vorige                              Volgende