Hoofdstuk 3

 

Het stadhuis was afgeladen, het hele dorp was aanwezig en Jayson en Samara hadden duidelijk nog veel familie en vrienden buiten het dorp. Thijs had zich praktisch als een bodyguard opgeworpen en week geen moment van mijn zijde. Hij had echter geen keus meer toen de plechtigheid begon. Hij zocht z’n eigen plekje op en ik bewoog me zo onopvallend mogelijk door de trouwzaal om van alle kanten foto’s te maken van het bruidspaar, maar ook van de gasten. Ik merkte dat de spanning in mijn lichaam steeds meer toenam en het suizen tussen mijn oren steeds sterker werd, maar ik besefte pas waarom toen Jayson en Samara opstonden, zich naar elkaar toedraaiden en elkaars hand vastpakten. De hele zaal verstomde tot alleen nog maar de stem van de vrouwelijke ambtenaar van de burgerlijke stand te horen was. Ik hoorde het nog steeds alleen maar suizen en staarde met ingehouden adem door de lens naar Jayson. Ik stond vlak achter Samara, ietsjes schuin, zodat ik Jayson er goed op had en nog net de zijkant van Samara’s gezicht. Hierdoor kreeg ik Jaysons gezichtsuitdrukkingen scherp op beeld. Er lag zo ongelooflijk veel emotie op Jaysons gezicht dat ik er tranen van in m’n ogen kreeg. Dit móest vastgelegd worden. Achterelkaar klikte ik de foto’s af, terwijl ik het gevoel had dat ik recht in zijn ziel kon kijken. Even dacht ik verwarring in zijn ogen te zien, maar toen verscheen er een ongekende blik van liefde en… ja, wat? Droefheid? Nee, dat moest ik me verbeelden. Tederheid, natuurlijk. Liefde en tederheid. Hij moest nu zijn jawoord geven en je kon een speld horen vallen in de zaal. Het lukte me om zijn blik ogenschijnlijk recht in de camera te krijgen en toen hoorde ik door het suizen heen zijn kraakheldere “Ja”. Het leek alsof de wereld stil stond, alsof iedereen zijn adem opgelucht liet ontsnappen omdat ze bang waren geweest dat hij “nee” zou zeggen. Ik slikte verwoed, dwong mezelf snel langs de rand van de zaal naar de andere kant te lopen zodat ik de foto’s van Samara kon maken. Mezelf achter de rijen langs manoeuvrerend, veegde ik ongezien met de rug van m’n hand langs mijn wang.

 

‘Hij weet het niet, hè Romy?’

Verbaasd keek ik om en trok een wenkbrauw op. Hij had me de hele middag overal naartoe gereden voor de foto’s en was verder praktisch onzichtbaar geweest. Dat had ik wel prettig gevonden. Ook de zekere anonimiteit waarin ik me bevond, omdat ik voor hem alleen maar “De fotografe” was. Blijkbaar had hij navraag naar mij gedaan en iets in zijn blik zei mij dat terwijl hij voor mij onzichtbaar was geweest vandaag, op de momenten in de auto na, ik voor hem niet onzichtbaar was geweest. In tegendeel. Nu pas drongen de zijdelingse beelden tot me door van hem, nonchalant tegen de auto leunend of op een bank zittend, terwijl ik de foto’s maakte. Hij had echter niet naar het bruidspaar gekeken, maar naar mij. Hij had me oplettend geobserveerd. En zijn conclusie beviel mij niet.

Er verscheen een flauwe glimlach rond zijn mond, maar zijn ogen deden niet mee. ‘Wees maar niet bang, ik ben geen enge stalker of zo. Ik had al vrij snel door wie jij was. Jayson heeft veel over jou verteld, ook dat je graag fotografeert.’

O. Daar ging mijn veilige anonimiteit. Erger nog, mijn schild waarvan ik overtuigd was geweest dat ik die ijzersterk om mij heen had opgebouwd, bleek niets meer te zijn dan slechts een ragfijn doorschijnend gordijn. Ik had nu nog maar één keus: me van de domme houden. ‘Wie weet wat niet?’

Hij schudde slechts zijn hoofd en zijn blik ging richting het bruidspaar. ‘Je hoeft het voor mij niet te ontkennen, dat heeft geen zin. Ik zal het trouwens aan niemand vertellen, want blijkbaar ben ik de enige die het doorheeft.’

Er verscheen een peinzende uitdrukking in zijn ogen en zijn wenkbrauwen trokken een stuk naar beneden. Ik wilde iets zeggen, wilde het nog steeds ontkennen. Maar ergens vond ik het een grote opluchting dat íemand het nu wist. Iemand die ver van mij af stond en daarom geen enkele bedreiging vormde, ook al was hij Jaysons beste vriend. Daar was ik wel van overtuigd. Toen kwam er een blik in zijn ogen alsof er puzzelstukken op zijn plek vielen. Hij wierp een korte blik op mij, keek weer naar Jayson en gaf toen een knikje. Zo’n knikje zoals kleine kinderen dat kunnen doen, alsof ze iets slims hebben bedacht, volledig overtuigd van zichzelf, en zo trots als een pauw. Behalve dan dat hij niet trots leek op zijn bevinding. Hij slaakte een diepe zucht en pakte mijn hand vast. ‘Kom, laten we dansen. Ik denk dat je voor het moment wel genoeg foto’s hebt gemaakt.’

Zwijgend gaf ik toe en stopte mijn camera in de beschermhoes en liet hem achter bij de rest van mijn spullen. Ik liet me meevoeren naar de dansvloer en Thijs trok me daar tegen zich aan. Zijn arm gleed rond mijn middel en mijn hand drukte hij tegen zich aan, net boven zijn hart, en hield hem daar vast. Ik liet het toe en keek over zijn schouder naar alle aanwezigen. Mensen waren blij, kletsten geamuseerd met elkaar, lachten om grapjes. Kinderen renden vrolijk lachend achter elkaar aan. En op de dansvloer stonden verschillende stelletjes te schuifelen, elkaar gelukkig in de ogen starend. Eigenlijk hoorden wij hier niet tussen. Ík hoorde hier niet tussen. Het liefst zou ik me van Thijs losmaken, me verontschuldigen en de dansvloer weer verlaten. Het leek echter alsof hij mijn stemming aanvoelde en hij verstevigde zijn grip om mijn hand en rond mijn middel. Geen ontkomen aan.

‘Ik vind het eigenlijk best jammer, weet je dat?’

‘Wat?’

‘Dat jouw hart al bezet is.’

Ik keek hem aan en zijn ogen glimlachten lief naar me.

‘Je bent een mooie vrouw, Romy, dat kan niemand hier ontgaan.’ Even keek hij langs me heen en toen hij verder sprak, wist ik gelijk waar hij naar gekeken had. Of beter gezegd: naar wie. ‘Zelfs Jayson niet. Maar het maakt nu niet meer uit en dat spijt me voor je. Echt waar.’

Ik keek hem nog steeds aan en las het medeleven in zijn blik. Het was te veel voor me. Ik sloot even mijn ogen, haalde diep adem, en liet toen mijn hoofd tegen zijn schouder rusten. Zijn vingers streelden zacht langs mijn zij en ik vond het geruststellend. Woordeloos kon ik mijn gevoelens bij iemand kwijt en woordeloos werd ik getroost. Alle beelden om me heen vervaagden terwijl Thijs langzaam met mij rond schuifelde, tot ik die ene blik ving. In een flits zag ik diezelfde blik als tijdens de plechtigheid en verbeelde me weer die droefheid te zien. Of misschien wel spijt. Het was echter heel kort en ieder ander zou het aan mijn fantasie toeschrijven. Zeker toen er een grote glimlach verscheen en een dikke knipoog. Waarvoor? Omdat ik in Thijs’ armen stond? Alsof hij zijn goedkeuring aan ons gaf… er trok een huivering door me heen. Thijs voelde mij merkwaardig goed aan, of mijn huivering moest niet alleen inwendig zijn geweest. Hij liet mijn hand los, legde een vinger onder mijn kin en hief mijn gezicht naar hem op. ‘Jouw tijd komt nog wel, Romy, en als je het goed vindt, zou ik graag contact met je blijven houden.’

Ik knikte slechts, had geen andere keus na hoe lief hij vandaag voor mij was geweest. Thijs boog zijn hoofd en ik voerde een snelle inwendige strijd: wilde ik wel dat hij mij zou kussen? Zo ja, wilde ik dat om mijzelf, of om Jayson iets te bewijzen? Ik slikte en wist dat ik zijn kus zou accepteren, maar dat het als troostmiddel zou zijn. Hij wist het blijkbaar ook, zijn mond krulde aan één kant omhoog en hij drukte zijn lippen net naast de mijne, raakte nog net mijn hoek met de zijne. Het was voldoende. Het was goed.

 

Ik staarde lang in Jaysons ogen die naar mij terug staarden, vol liefde en tederheid. Voor een moment liet ik het gevoel toe. Ik zat met gekruiste benen op mijn bed in mijn nieuwe, kleine, onderkomen en de laptop op schoot. Het bureau en de kast in de kleine kamer hadden er al gestaan toen ik mijn intrek in de flat nam. De muren waren beige geschilderd. Niet helemaal mijn smaak, maar ik had geen zin om ze over te verven. Ik had wel mijn eigen bed meegenomen. Ik wilde iets van mijzelf hier hebben, iets waar ik me gelijk heel geborgen kon voelen. En wat was daar beter voor geschikt dan je eigen bed? Op het bureau had ik een bakje neergezet met een lavendelplant. Geen echte, want ik kende mezelf goed genoeg om te weten dat hij dan nog geen week zou blijven leven. Hij leek echter wel echt en gaf iets gezelligs aan de kamer. Ik had wel een flesje met lavendel olie gekocht, eentje die je kon gebruiken om op een geurhanger te spuiten voor in je kast. Gezellig en rustgevend dus. Niemand die daardoor snel zou vermoeden dat de plant nep was. Boven mijn bureau had ik een lijst gehangen met verschillende foto’s van mijn familie en vrienden en op het bureau één lijst met een foto van mij en mijn ouders. Ik stond in het midden, vrolijk lachend, met mijn armen om mijn ouders heen, terwijl zij elk een kus op mijn wang drukten. Onze afscheidsfoto. Was het echt nog maar een week geleden? Een klop op mijn deur onderbrak mijn gedachten. ‘Binnen.’ Fleur, mijn “buurmeisje” stak haar hoofd om de hoek. ‘Ben je klaar om te gaan, Romy?’

Ik klikte Jaysons foto weg, ging naar de knop “voltooien” en klikte daarna op “verzenden”. Wanneer ze thuiskwamen van hun huwelijksreis, zou hun trouwalbum al op de mat liggen. ‘Ja, helemaal klaar.' Ik klapte mijn laptop dicht en sprong van m’n bed. Fleur stak haar arm door de mijne toen ik de deur achter me sloot, alsof we al dikke vriendinnen waren. In zekere zin was dat misschien wel zo, want vanaf het allereerste moment dat we elkaar vorige week hadden gezien, was er gelijk een goede klik geweest. We gingen alles samen tegemoet, Fleur en ik, doken samen het nieuwe avontuur in. Een nieuw gedeelte van ons leven. 

 

 

                                                           Vorige                               Volgende