Hoofdstuk 6

 

'Jayson.' Ik staarde in die, o, zo bekende chrysoliet groene ogen. Weg was de twinkeling, die mijn hart

altijd had doen smelten. Binnen twee jaar had hij praktisch een heel leven geleid. De onbezorgde jongen van vijfentwintig, die de rest van zijn leven met zijn kersverse vrouw voor zich had liggen, was nu alleenstaand vader. Hoe moest hij dat toch in vredesnaam klaar gaan spelen met een fulltime baan? Hoe moest die kleine jongen opgroeien zonder moeder? Ineens stond Jayson tegen mij aan, één arm schoof rond mijn middel. 'Ik ben blij dat je gekomen bent.'

‘Ik ook. Ik vind het zo erg voor je, Jayson.' Ik verwachtte dat hij me nu wel los zou laten, maar dat

gebeurde niet. Erg comfortabel stonden we niet, er zat een soort bobbel tussen ons in. Hij rook wel

heerlijk, hij droeg een frisse aftershave van Calvin Klein, waar ik me graag in zou verbergen. Ik werd

me ineens heek erg bewust van de geluiden om mij heen, de stemmen die plotseling gedempt klonken. Het viel op. Ik maakte me van hem los, veel te snel naar mijn zin, veel te langzaam volgens alle anderen. Ik deed gelijk een halve stap achteruit en nu pas viel mij de baby in zijn armen op. 'O, hemel.' Ik strekte automatisch mijn hand uit en streek met de rug van mijn vinger over zijn wang.

'Wil je hem vasthouden?'

'Ja, graag.' Voorzichtig gaf Jayson hem aan mij over. De kleine hummel deed heel even zijn ogen open en keek onderzoekend in mijn gezicht. Dat was voldoende. Met zijn grote ietwat troebelige bruine ogen, die al een paar kleine groene spikkels van z'n vader bezaten, had hij me gewonnen. Hij sloot zijn ogen weer, ik was goedgekeurd. 'Wat is hij verschrikkelijk klein.'

'Ja hè? En dan beweren de artsen dat hij groot is!'

Ik keek van onder mijn wimpers naar hem op. 'Hoe lang is hij dan?'

Jayson grinnikte. 'Achtenvijftig centimeter.'

De trots was in zijn stem te horen en de blik waarmee hij naar de baby keek... 'Poe! Zo klein!' Onze blikken kruisten elkaar kort en heel even verdween het masker van zijn gezicht, kon hij lachen zoals het hoorde. Ik keek snel weer naar de baby. 'Hoe heet hij?'

'Sammy. Sam.'

Naar zijn moeder, dus. De tranen sprongen gelijk weer in mijn ogen en ik boog mijn hoofd. Met

mijn hand beschermend om zijn achterhoofd, hield ik hem tegen mij aan en drukte ik een kus op zijn

kruin. 'Hallo, Sammy,' mompelde ik. 'Ik ben tante Romy. Er gaat veel van jou gehouden worden, wurmpje, dat weet ik zeker.'

'Ook door jou, Romy?'

Met een ruk keek ik op. Wat? Zijn blik was onderzoekend, maar waarom? Waarom stelde hij zo’n bizarre vraag? Ik opende mijn mond, maar ik had geen idee wat ik moest antwoorden en sloot hem weer.

'Jayson!'

Jaysons gezicht betrok gelijk, elke spier spande zich aan en zijn gezicht was meteen weer een masker.

Nieuwsgierig keek ik langs Jayson heen en herkende Mark. Mark en Jayson hadden bij elkaar in de klas gezeten op de middelbare school en waren altijd goede vrienden geweest. Jayson was nog getuige geweest op Marks bruiloft met, hoe heette ze ook alweer? Mijn blik ging naar de vrouw naast hem. O ja, Linda. Na de bruiloft waren ze naar de stad vertrokken en had ik ze niet meer gezien, tot Jaysons bruiloft. Mark had toen nog anekdotes opgehaald van vroeger en ik weet nog dat ik hem en Jayson vrolijk lachend bij de bar had zien staan, de armen om elkaar heen als de beste maatjes. Jaysons reactie was dan ook verbazingwekkend. Ik luisterde niet naar wat er werd gezegd, maar keek alleen maar naar de lichaamstaal. Waar Mark en zijn vrouw heel hartelijk waren en oprecht bedroefd, was Jayson kil en afstandelijk.

‘Is dat de kleine?’

Jayson gaf een onwillig knikje en deed een stap opzij zodat Mark en Linda naar Sammy konden kijken. Hij vertelde ze niet eens hoe hij heet, dus deed ik het maar. ‘Hij heet Sammy.’ Ik hield de baby een beetje schuin zodat ze hem konden zien.

‘Wat een prachtig kereltje. Hij heeft de beste eigenschappen van beide ouders meegenomen.’

Jayson reageerde niet en hield ons met een norse blik in de gaten. Wat was er in vredesnaam tussen hen gebeurd? ‘Ja, dat heeft hij zeker.’

Mark keek op en blijkbaar zag hij mij eindelijk. ‘Goeie hemel, Romy, ben jij het?’

Ik hief mijn kin, een tikje trots en uitdagend, maar met een lach. ‘Ja, zeker.’

‘Allemachtig, ik had je niet herkend. Wat ben jij een mooie vrouw geworden!’

Ik voelde mijn wangen rood worden en keek snel naar Linda. Die gaf hem por tussen zijn ribben. ‘En bedankt.’

‘Och, sorry lieverd.’ Hij trok haar gelijk tegen zich aan en drukte een kus op haar wang. ‘Daar bedoelde ik verder niets mee.’

Linda glimlachte toegevend, blijkbaar was ze het gewend van Mark. In ieder geval wist ze zich verzekerd van zijn gevoelens voor haar en voelde ze zich niet in het minst bedreigd. Een steek van jaloezie trok door me heen. Jaysons blik was alleen maar duisterder geworden.

‘Ik begrijp wel wat hij bedoelt. Ik heb jou maar één keer volgens mij ontmoet, Romy, met ons huwelijk. Toen was je, hoe oud, zestien denk ik?’

‘Ja, dat kan wel ongeveer kloppen.’ We hadden elkaar twee keer gezien, die keer op Jaysons bruiloft had ze me niet kunnen missen als fotograaf. Maar misschien dat ze uit beleefdheid daar niet aan wilde refereren.

‘Mark heeft gelijk, je bent een mooie vrouw geworden, maar dat zat er wel in.’

En mijn wangen veranderden gelijk weer in kooltjes. Ik sloeg snel mijn blik neer. ‘Dankjewel.’

‘Ik moet gaan, Sam zal zo willen eten.’

‘Eh, ja, natuurlijk.’

De verwarring was duidelijk op Marks gezicht te lezen. Wat er ook had plaatsgevonden tussen hen, Mark was zich er niet van bewust. Jayson tilde Sammy uit mijn armen en wierp nog een laatste blik op Mark. ‘Bedankt voor jullie komst.’

 

‘Romy.’

Ik maakte een schrikbeweging en keek over mijn schouder. Verdraaid. Ik was bijna ontsnapt, stond al op de drempel om naar buiten te gaan. Jayson had blijkbaar andere plannen. We hadden elkaar al gesproken, dus wat wilde hij nog van mij?

‘Zie ik je nog?’

‘Eh. Nee, dat denk ik niet.’

Zijn sombere trekken werden zo mogelijk nog somberder. ‘O. Jammer. Dus je gaat straks weer terug naar Amsterdam?’

‘Nee, nog niet. Ik blijf van het weekend nog bij mijn ouders.’ Gelijk verscheen daar een hoopvolle blik.

‘Kan ik je dan morgen zien?’

Nee. Nee, dat kon niet. Hem hier zien was al erg genoeg voor mijn gevoelens, iets met hem afspreken… ‘Ja, natuurlijk, als je dat zou willen.’

Hij pakte mijn hand vast en gaf er een kneepje in. ‘Erg graag. Op onze plek?’

Onze plek? Ik fronste verward, tot het doordrong wat hij bedoelde. ‘Is goed. Hoe laat?’

‘Doe maar om één uur.’

‘Prima. Tot dan.’ Ik draaide me snel om en haastte me weg. Weg van het crematorium. Weg van Jayson. Ik voelde zijn blik in mijn rug branden, maar durfde niet om te kijken of hij mij echt stond na te kijken of dat het slechts mijn verbeelding was. Hij had het ónze plek genoemd.

 

 

                                                           Vorige                               Volgende