Hoofdstuk 5

 

De crematie vond op vrijdag plaats. Mijn ouders hadden gevraagd of ik dan gelijk het weekend bij hen bleef slapen en alhoewel ik daar eigenlijk helemaal geen zin in had, heb ik toch toegestemd. Het was alweer veel te lang geleden. Ik ben vanuit Amsterdam rechtstreeks naar het crematorium gegaan. Terwijl ik richting de ingang liep, trok ik aan mijn zwarte kokerrok. Toen aan mijn witte blouse. Zat alles wel netjes? Ik wierp een blik omlaag en mijn mond vertrok. Geen vlekken, maar volgens mij was een plumeau het enige dat aan het plaatje ontbrak. Ik keek om me heen en zag dat er heel wat mensen op de crematie afkwamen. Niet verwonderlijk natuurlijk, als je bedenkt uit welke familie Samara kwam. Ik zag echter niet zo snel iemand die ik kende. Toen mijn blik naar de deur ging, ontspande ik me iets. Thijs stond me op te wachten en had me zelfs al gezien. Hij stak kort z’n hand op en ik versnelde mijn pas. Niet dat ik te laat was, maar veel tijd was er ook niet meer. Hij begroette me met een kus op de wang en liet toen zijn blik over mij heengaan. Ik registreerde dat hij mij met dezelfde bewondering bekeek als toen op Jaysons trouwen. Was dat echt nog maar iets meer dan twee jaar geleden? Ik kon het gewoon nog steeds niet geloven.

‘Je ziet er goed uit.’

‘Dank je. Jij ook.’ Ik glimlachte voorzichtig en streek een denkbeeldige lok achter mijn oor. Ik had mijn haren opgestoken en systematisch haarspelden ingebracht om juist elke mogelijk losse pluk te voorkomen. Thijs legde zijn arm om mijn schouders en nam me mee naar binnen. Het voelde vreemd vertrouwt, een beetje als thuiskomen na een lange reis. Hij had een plek voor ons bezet gehouden naast mijn ouders en ik voelde me nog iets meer ontspannen. Ik begroette mijn ouders vluchtig en ging zitten. Gelukkig zaten we niet te ver van voren en ik liet mijn blik door de zaal gaan. Niemand die ik kende was veranderd. Achter ons klapten de deuren dicht en ik verschoof op mijn stoel. Direct werd mijn hand vastgepakt. Even staarde ik omlaag naar onze handen, toen keek ik Thijs aan. Hij keek niet terug, maar gaf wel een kneepje in mijn hand. Ik ademde diep in en toen ging de deur aan de andere kant van de zaal open. Jayson kwam als eerste naar binnen lopen met een slapende baby op zijn arm. Zijn zoon. Jayson was vader. Alleenstaand vader en weduwnaar.

 

‘Romy, ga je mee?’

Verdwaasd keek ik om naar Thijs. Ik was me helemaal niet meer bewust geweest van zijn aanwezigheid. Het afgelopen uur heb ik niets anders kunnen doen dan naar Jayson staren. Er was geen enkele emotie van zijn gezicht af te lezen en ik vroeg me af of hij wel echt aanwezig was. Verschillende mensen hadden een korte speech gehouden en Jayson had de rij afgesloten. Hij had niet veel gezegd, maar hij had haar vriendelijke karakter benadrukt en hoe erg hij haar zou missen. Zijn stem had niet één keer gehaperd, maar er had veel warmte en liefde in geklonken. Het was voldoende. Met mijn arm door de zijne, leidde Thijs mij naar de aangrenzende condoleanceruimte. Alhoewel Samara’s ouders vlak bij de ingang stonden om gecondoleerd te worden, was Jayson nergens te bespeuren. Stiekem was ik daar wel blij om, want ik had geen idee hoe ik Jayson recht moest aankijken om te zeggen hoe erg ik het vond. Ik had een gruwelijke hekel aan het woordje “gecondoleerd”. Het klonk kil, afstandelijk. Het was een nietszeggend woord die bij lange na de lading niet dekte van de gevoelens die je eigenlijk over wilde brengen. Voor mij hoorde ik het woord iedere keer weer terugkomen, bijna op de automatische piloot. Toen Thijs en ik eindelijk aan de beurt waren, kon ik het niet over mijn lippen krijgen. In plaats daarvan omhelsde ik Samara’s moeder en bracht zo woordeloos veel meer over dan dat woord ooit had gekund.

‘Wat lief dat je gekomen bent, Romy.’

‘Ik had niet anders gekund.’ Ze keek mij aan en probeerde dapper te glimlachen. Maar al was haar glimlach zo groot en stralend geweest als de zon, het kon de pijn in haar ogen en de lijnen in haar gezicht die alle ellende vertegenwoordigden niet camoufleren. Deze vrouw had haar enige kind verloren en was voor het leven getekend.

‘Samara had het vaak over je. Ze vond het fotoalbum dat je voor haar had gemaakt geweldig.’

Ik probeerde te slikken, maar bleef er halverwege in hangen waardoor het helemaal onmogelijk was iets te zeggen. Ik omhelsde haar opnieuw en kneep even mijn ogen stijf dicht. ‘Het spijt me zo voor jullie.’

Toen ik na het condoleren om me heen keek, zag ik dat Jayson zich vrij door de ruimte bewoog en met iedereen een kort praatje maakte. Verbeeldde ik het me, of had de baby andere kleren aan? Dat verklaarde waar hij net was geweest. Zou ik naar hem toegaan, of moest ik wachten tot hij naar ons toekwam? Plotseling keek hij om, recht in mijn gezicht. Heel even leek hij verbaasd te zijn en net toen ik dacht dat hij wilde glimlachen en naar met toe komen, voelde ik een hand op mijn schouder en versomberde zijn gezicht.

‘Zullen we gaan zitten?’

Ik keek om naar Thijs en knikte. Toen ik weer naar Jayson keek, had hij zich alweer van mij afgewend. We gingen aan een tafel in een hoek zitten en Thijs liep gelijk weg om wat te drinken halen.

‘Hoe gaat het met je?’

Ik haalde m’n schouders op en roerde met de theelepel door mijn kleine kop zwarte koffie. Ik vond het altijd weer verbazingwekkend dat er zulke kleine koppen werden gebruikt bij recepties. Iedereen wist toch dat zo’n klein kopje onvoldoende was? Mensen bestelden altijd nog een tweede kop omdat ze de eerste al in één slok op hadden. Als je achteraf de rekening kreeg en zag dat er per kopje werd gerekend, dan begreep je het echter wel. Ze gaan letterlijk over lijken.

‘Ik bedoel niet zo zeer nu, maar in het algemeen. We hebben elkaar al lang niet meer echt gesproken.’

‘De studie gaat wel goed.’

‘Ben je al een leuke jongen tegengekomen?’

Ik schudde mijn hoofd en keek naar de kleine draaikolk in mijn koffiekop. ‘Daar heb ik het te druk voor.’

‘Te druk! Daar maak je toch gewoon tijd voor, Romy?’

‘Nee. Het zorgt alleen maar voor afleiding. Het is goed zo.’ Ik nam een slok van mijn koffie en stak onwillekeurig mijn tong uit. Getverderrie. Snel pakte ik een stuk boterkoek en nam er een hap van. Stukken beter. Met zulke koffie hoefde Jayson in ieder geval niet bang te zijn voor een hoge rekening. Alhoewel, bij de bar zag ik verschillende mensen weglopen met een glas wijn. Misschien dus juist wel. ‘Hoe gaat het met jou?’

‘Prima.’

‘En eh… tussen jou en Jolien?’ Ik keek hem aan vanuit mijn ooghoek en zag zijn blik veranderen. Er kwam weer die intense blik in die ik zo goed had leren kennen. Onder de tafel pakte hij mijn hand vast en boog zich een stuk naar mij toe. ‘Jolien is een geweldige meid en ik vind haar ook echt wel leuk, maar je moet toch beseffen Romy…’ Hij perste even zijn lippen op elkaar, alsof hij zich ervan wilde weerhouden de woorden uit te spreken, bang voor het effect ervan. Ik kon hem alleen maar aanstaren en toen gaf hij een knikje. ‘Je hoeft het maar te zeggen, Romy. Één woord, één blik is voldoende.’

Hij had gelijk, ik wist het. In het begin had ik gedacht dat hij nog maar zo weinig contact opnam omdat hij helemaal door Jolien in beslag werd genomen, maar het feit dat hij wel berichten was blijven sturen en daarin over alles had gesproken, behalve Jolien, zei alles. Net zoals mijn blik hem nu alles vertelde. De intensiteit verdween uit zijn ogen en zijn ooghoeken gingen een fractie omlaag. ‘Ik wou dat ik dat kon, Thijs.’ Hij slaakte een diepe zucht en knikte, waarna hij zijn blik afwendde. Ik streek met mijn vingers door zijn donkerblonde lokken en drukte een kus op zijn wang. ‘Ik heb wat sterkers nodig.’ Ik stond op en liep naar de bar. Hoe was het toch mogelijk dat Thijs na al die tijd nog steeds gek op mij was? Ik snoof ongelovig, als er íemand was die dat moest begrijpen, dan was ik het wel.

‘Wat wilt u drinken?’

‘Een droge witte wijn, graag.’ Het meisje achter de bar, met haar haren in een strakke paardenstaart en in het zwart-wit gekleed, schonk mijn glas snel in en zonder nog op te kijken, ging ze al naar de volgende persoon. Ik zou zo naast haar kunnen gaan staan zonder dat één van hen door had dat ik er niet hoorde. Met één arm op de bar leunend, overzag ik de zaal. Jayson was weer verdwenen. Ik nam een slok van de wijn en hield het koude glas toen tegen mijn wang. Heerlijk verfrissend. Ondanks de intens droeve situatie, hing er toch een vrij relaxte sfeer. Het was allemaal niet statisch en te plechtig. De stoelen en banken waren in verschillende kleuren, op de tafels stonden kleine vaasjes met in elk een rode, roze of paarse bloem. De koffie was dan wel niet te drinken, maar de gevulde koeken en stukken boterkoek werden snel weggewerkt. Er werd ook geen stemmige muziek gedraaid, niet The Rose of Tears in Heaven, maar juist mooie liederen, van Adele, Beyoncé en Dido, maar ook iets vrolijkere Ierse muziek. Bijna opgewekt, maar nog net gepast. Muziek waar Samara van hield. Zo zou ze het hebben gewild.

‘Romy?’

Ik verstijfde en heel even dacht ik erover te doen alsof ik hem niet hoorde, maar toen draaide ik me langzaam om.

 

 

                                                           Vorige                               Volgende