Deel 2

 

Met mijn armen voorover leunend op het stuur, keek ik naar het huis waar Anne-Fleur woonde. Aangezien ik haar c.v. had, was haar adres geen geheime informatie geweest. Ik had niet verwacht dat ze in zo’n huis zou wonen, het leek wel een villa. Het was rechthoekig, blokkig, twee verdiepingen, wit met veel ramen en het zou me niets verbazen als er een zwembad in de tuin was. Wat me wel verbaasde, was dat zij hier woonde terwijl ze niet getrouwd was. Alhoewel, dat hoefde natuurlijk niets te zeggen. Maar als ze dan een relatie had en zich zo’n huis kon veroorloven, waarom zocht ze dan een baan? Waarom lag ze niet gewoon hele dagen aan het zwembad, terwijl een kindermeisje voor haar baby zorgde? Tegen beter weten in stapte ik uit. Nu ik haar had ontmoet, leek het alsof er een magneet aan me trok. Toen ik het ellenlange door gras omringde tuinpad had afgelopen, zag ik dat de voordeur openstond. Ik klopte een enkele keer, nauwelijks hoorbaar, dat moet ik toegeven, en duwde de deur verder open. ‘Hallo?’ Er klonken stemmen die van ergens aan de andere kant van het huis leken te komen. Ik stapte naar binnen en floot bij de luxe die alleen al de hal uitstraalde, de marmeren vloer met de marmeren trap die in een bocht omhoogging, begeleid door een leuning  waarvan ik durfde te wedden dat hij van goud was. Ik knipperde een keer toen ik het schilderij aan de muur zag. Was dat een van Gogh? Als dat zo was, zou het origineel wel in een kluis liggen. De stemmen klonken ineens harder en ik ging op mijn gehoor af. In de woonkamer lag een perzisch tapijt en er stond een hoekbank waar minstens tien personen op konden. Het was heel strak, zwart-wit ingericht en ook hier hing een schilderij dat me bekend voorkwam. Richting de andere kant kwam ik langs een ebbenhouten kabinet met serviesgoed waar ik amper naar durfde te kijken, laat staan aanraken. Bij het eetgedeelte aangekomen, zag ik de mensen aan de andere kant van de glazen pui. Voor het zwembad. Anne-Fleur stond met wilde gebaren tegen een man te praten, die half van mij afgewend stond. Door de open pui kon ik hun gesprek nu verstaan.

‘Je ontkent het niet eens?’

‘Heeft dat nog zin dan?’

‘Nee. Wat heeft jou in vredesnaam bezielt, pa?’

Pa. Ik slikte, waarbij mijn adamsappel gewoon pijn deed.

‘Het is nu eenmaal gebeurd en daar is niets meer aan te veranderen.’

‘Lekker makkelijk. Hoe heb je dit ma kunnen aandoen?’

Een vrouw van rond de vijftig voegde zich nu bij hen. ‘Wat is hier aan de hand?’

‘Anne weet het.’

Bij het horen van de naam Anne, moest ik opnieuw slikken.

‘O.’

De blik van Anne-Fleur ging naar haar moeder. ‘Jij wíst het?’

‘Ja.’

‘En je hebt het gewoon geaccepteerd?’

‘Het is, eh…’ Ze keek naar Floris voor hulp, maar die kwam niet. ‘Je moet weten, Fleur, dat het is geweest in de periode dat ik zwanger was van jou. Ik kan het je vader toch niet kwalijk nemen dat hij toe-’

‘Wàt? Je verdedigt hem nog ook? Ik vind dit gewoon walgelijk, van jullie allebei. Hoe kun je dit goed praten, ma? Jij was zwanger van het kind dat híj zo graag wilde hebben. En dan bedriegt hij je zo?’

‘Fleur, het-’

‘Nee! Ik wil er niets meer over horen. Ik schaam me voor jullie. Ik wil alleen nog weten waarom jullie het mij nooit hebben verteld.’

‘We wilden jou niet kwetsen.’ 

‘Onzin! Volgens mij waren jullie alleen maar bang voor het schandaal dat het zou opleveren.’

Floris haalde alleen zijn schouders op, draaide zich om en verstijfde toen hij mij zag. Ik hapte naar adem. Ik wist wel dat ik me nu moest omdraaien en weglopen. Dat ik een excuus moest mompelen. Ik kon echter niets anders doen dan staren naar de man van wie ik mij zolang heb afgevraagd hoe hij eruit zou zien en nu leek het wel alsof ik een blik in mijn eigen toekomst wierp. Het was gewoon griezelig. Geen wonder dat Anne-Fleur was flauwgevallen toen ze mij zag.

‘Wat doe jíj hier?’

Verschrikt keek ik naar Anne-Fleur, naar de beschuldigende en verwijtende blik in haar ogen. Toen keek ik naar haar moeder en ik verbaasde me over de angst in haar ogen, angst richting mij. Was ze bang voor het schandaal dat ik kon veroorzaken of misschien omdat ik aanspraak kon maken op hun fortuin? ‘Het spijt me. Ik wilde niet storen, ik wist niet dat je bij jouw ouders woonde, maar…’ Ik maakte een vaag gebaar richting de hal. ‘De deur stond open en niemand reageerde.’ Ik wilde sorry zeggen en weggaan, echt waar, maar ik kon het niet. Mijn magneet was nog steeds hier en de man die in alles op mij leek, maar een totale vreemde voor mij was, stond mij nog steeds aan te staren.

‘Het maakt ook niet uit. Ik wens jullie veel plezier samen, ik ben weg.’

‘Fleur, nee!’

Anne-Fleur negeerde haar moeder en stoof naar binnen, langs mij heen naar de gang. Mijn vader - het voelde heel raar om op die manier aan hem te denken - pakte een glas van tafel, sloeg de inhoud achterover en liep weg. De man die mijn bestaan altijd had genegeerd, op het sturen van alimentatie na, had mij nu enkel met zijn ogen erkend. Daar moest ik het blijkbaar mee doen. Zijn vrouw wierp mij nog opnieuw die angstige blik toe en ging hem toen achterna. Ze legde een hand op zijn arm, die hij met een wilde beweging van zich afschudde. Er volgde een heftige discussie, maar ik kon ze niet verstaan. Een kriebelgevoel zei me dat hier veel meer aan de hand was. Er leek een storm op komst, die niet meer was tegen te houden. Het gehuil van een baby zorgde dat ik me los maakte van het tafereel voor mij en ik ging terug naar de gang. Daar stond een reiswieg op de tafel met een baby erin en toen ik omhoog keek, zag ik Anne-Fleur aankomen met een tas vol babyspullen over haar schouder en een koffer in haar hand. Ik haastte me de trap op en nam de koffer van haar over. ‘Laat mij maar.’ Een vernietigende blik was haar dank, maar ze liet het wel toe. Het gewicht van de koffer, vertelde me waarom.

‘Moet je horen, ik zou het fijn vinden als je die koffer in mijn auto doet, maar verder heb ik geen hulp van jou nodig.’

‘Dit is toch niet mijn schuld, Anne-Fleur?’

‘Nee, dat klopt. Dit is de schuld van mijn vader. En van jouw moeder.’

Ik voelde een steek door mijn hart gaan bij die laatste woorden, maar ze had wel gelijk. Mijn moeder was willens en wetens de affaire aangegaan en dat viel niet goed te praten. ‘Dat klopt.’ Ik droeg de koffer naar haar auto en legde hem in de kofferbak. ‘Maar daarom kunnen wij toch wel met elkaar praten?’

‘Ik zie niet in waarom.’

Ze legde de tas naast de koffer, liep terug naar binnen en kwam een paar seconden later terug met haar baby. ‘Omdat jij mijn zus bent. En de enige familie die ik heb.’ Haar schouders verstijfden, net zoals even daarvoor in Renards kantoor.

‘Dat ben ik niet,’ zei ze, terwijl ze vooroverboog in de auto om de reiswieg vast te zetten. ‘Je hebt nu een vader.’

‘Als hij mij zou willen, had hij allang contact gezocht. Alsjeblieft, Anne-Fleur, ik-’

‘Fleur! Je gaat toch niet weg?’

Haar moeder kwam het huis uitgerend en Anne-Fleur kwam weer uit de auto tevoorschijn en gooide de deur dicht. ‘Zeker wel. Ik heb hier niets meer te zoeken.’

‘Ga alsjeblieft niet weg. Laat ons uitleggen waaro-’

‘Dat hebben jullie al gedaan.’ Ze liep naar de andere kant van de auto en stapte in.

‘Maar waar ga je dan heen?’

‘Waar dan ook. Alles beter dan hier.’

‘Maar-’

‘Dag ma.’ De deur ging dicht en Anne-Fleur trok op, reed van de oprit af en uit mijn leven, waar ze nog maar zo kort in was. Dat dacht ze tenminste.