Verlossing
Een aanhoudend gebonk, alsof iemand op mijn hoofd stond te hameren, drong langzaam tot mij door. Toen klonken er stemmen, gevolgd door een harde dreun en gekraak.
‘Mevrouw!’
Ik knipperde met mijn ogen, herkende het uniform boven mij en sloot kreunend weer mijn ogen. Handen betastten mijn lichaam, vragen werden gesteld, maar ik kreeg geen woord over m’n lippen. Mijn oogleden werden één voor één opgetild, een fel licht werd in mijn ogen geschenen, waarna ik mijn ogen stijf dichtkneep. Vaag was ik me bewust van hun instructies en ik kneep in een hand, tilde mijn armen en benen op en bewoog mijn tenen. Uiteindelijk schoven er armen onder mij door, ik werd opgetild en op de bank gelegd.
‘Mevrouw? Als u bij bent, doe dan alstublieft uw ogen open.’
Opnieuw kreunend, dit keer om aan te geven dat ik het onder protest deed, opende ik mijn ogen weer. Eentje, tenminste. Er zat een ambulancebroeder naast de bank geknield en naast hem stond een agent.
‘U heeft niets gebroken, maar misschien wel een hersenschudding.’
Ik voelde met mijn hand aan mijn wang en vertrok mijn gezicht bij de pijnscheut die ik voelde, waardoor de pijn alleen maar erger werd.
‘Die zal nog wel even gekleurd blijven,’ zei hij en legde een koelcompres tegen mijn wang en dichte oog.
‘Kunt u zich herinneren wat er is gebeurd?’ vroeg de agent.
Ik bewoog mijn hoofd één keer naar links, maar de agent keek me aan met een blik die mij vertelde dat hij me niet geloofde.
‘Mevrouw, ik heb slecht nieuws voor u,’ zei hij en hurkte nu ook neer. ‘Uw man heeft een auto-ongeluk gehad. Hij heeft het niet overleefd.’
Ik staarde hem aan, voelde niets anders dan de pijn van mijn wang en de kloppende pijn achter mijn ogen. Ik wilde alleen maar weer mijn ogen sluiten. De agent wist wel dat dit nieuws voor mij helemaal niet zo slecht was. ‘Andere gewonden?’
‘Nee, het was een eenzijdig ongeluk.’
Ik beantwoordde zo goed mogelijk alle vragen en haalde opgelucht adem toen ze weer vertrokken. Ze hadden nog gevraagd of ze iemand voor mij konden bellen. Er was maar één iemand die ik wilde zien, maar ik wilde niet dat zij van zijn bestaan zouden weten.
Ik staarde naar mijn spiegelbeeld. Mijn hoofd bonkte nog steeds zo hard, dat ik mijn ogen amper open kon houden. Mijn wang was blauw/paars, één oog half dicht en er zat een scheur in mijn lip. Alleen een hersenschudding, had de ambulancebroeder gezegd. Hij vergat de innerlijke littekens.
De bel ging en daar stond Nick. Hij keek een lang moment naar mijn gehavende gezicht en ik zag de onnodige moordneigingen omhoogkomen. ‘Ik was met de boodschappen iets voor hem vergeten,’ legde ik uit.
‘Hij zal je nooit meer kwaad doen,’ zei hij.
Dankzij hem. Nick had het geregeld, dat wist ik, maar ik zou nooit vragen hoe. ‘Dankjewel.’
Toen nam hij me in zijn armen en kuste me. Hij zou wel goed voor me zijn.
Onderwerp: Verlossing
Geen commentaar gevonden.