Hoofdstuk 1

 

‘En, Amia? Hoe gaat het met hem?’

Amia schudde triest haar hoofd. ‘Nog niet veel beter. Hij hoest veel en hij heeft koorts. Hij roept continu om Yrina en Lily.’

‘Yrina… Lily…’ klonk een hese stem vanuit het bed.

Amia nam zijn hand in de hare en kneep er zachtjes in. ‘Dit gebeurt iedere keer als iemand hun namen noemt, dan herhaalt hij ze verwachtingsvol.’

Jake, de arts die hem behandelde, keek even naar haar hand die de zijne vasthield. ‘En doe jij dit ook iedere keer?’ vroeg hij fronsend.

Er verscheen een blos op Amia’s wangen. ‘Het stelt hem gerust.’ Ze knikte naar hem. ‘Kijk maar, er verschijnt een kleine glimlach op zijn gezicht.’

Jake keek bedenkelijk. ‘Het is een trieste zaak, Amia, maar wordt niet te persoonlijk.’

Amia boog haar hoofd schuldbewust en trok haar hand weer weg. ‘Nee, natuurlijk niet.’

‘Goed. Laat het me weten als er iets verandert.’

‘Ja, doe ik.’

Jake verliet de kamer en Amia keek naar haar patiënt. Het was te laat om niet persoonlijk te worden, die grens was ze al voorbij. Maar hoe kon dat ook niet? Ze had zijn vrouw binnengebracht zien worden, maar zij was al dood geweest. Het baby’tje dat was binnengebracht had nog een hele lage hartslag gehad, maar hoe ze ook haar best voor haar hadden gedaan, ze hadden vanaf het begin geweten dat het al te laat was voor haar. Geen van hen had het echter kunnen opbrengen om niet voor haar te vechten. Hij was de enige die ze nog hadden kunnen redden, maar dat had niet veel gescheeld. De tranen sprongen weer in haar ogen als ze het gezicht voor zich zag van zijn vrouw en dat lieve kleine baby’tje. Het was hartverscheurend geweest en op het snikken na, was er een doodse stilte gevallen toen ze de baby eindelijk hadden opgegeven. Sinds dat moment, gisterenavond laat, heerst er een grote spanning op de afdeling, iedereen ging er onder gebukt. Het was heel bevredigend als je mensen kon helpen, maar dit waren situaties waarin iedereen zich zo machteloos voelde. ‘Het komt wel goed, Michael. Je zult het zwaar krijgen, maar je komt er bovenop. Dat beloof ik je.’ Ze legde haar hand weer op de zijne en merkte hoe hij gelijk zijn vingers om die van haar heen klemde.

 

Omdat Amia als gespecialiseerd was in brandwonden en ademhalingsproblemen door rook, was zij naar de eerste hulp geroepen om te assisteren en aangezien de enige andere verpleegkundige die daarin gespecialiseerd was, vakantie had, had ze de nacht in het ziekenhuis moeten doorbrengen. Het was een lange nacht geweest en ze had weinig slaap gekregen, maar ze had gelukkig in de vroege ochtenduren nog wat kunnen slapen. Omdat er geen andere gespecialiseerde verpleegkundige was, moest zij de hele tijd bij Michael blijven en hoefde ze geen andere patiënten te verzorgen. Met een zucht zakte ze neer in een stoel en al snel doezelde ze weg. De rust was helaas maar van korte duur toen Michael flink begon te hoesten. Ze was gelijk klaar wakker en ging naar hem toe. Michael draaide wild met zijn hoofd heen en weer. ‘Nee…’ mompelde hij. ‘Nee, dit mag niet gebeuren. Yrina! Lily!’

Amia voelde aan zijn voorhoofd en legde er een koud doekje op toen ze voelde hoe heet hij was. ‘Rustig maar, Michael,’ fluisterde ze hem toe. ‘Probeer rustig te blijven.’

‘Niet weggaan. Laat me niet alleen,’ smeekte hij.

‘Nee, natuurlijk niet. Ik blijf bij je.’

‘Voor altijd. Nooit weggaan.’

Amia slikte de brok in haar keel weg. ‘Nee, nooit,’ beloofde ze. Ze streek met haar vingers door zijn haren en hij werd weer rustig.

 

Zijn oogleden voelden zwaar aan en hij moest alle kracht oproepen om ze een klein stukje open te doen. Wat was er aan de hand? Wat was er gebeurd? Waar was hij? Hij spande zich tot het uiterste in om zijn omgeving in zich op te nemen en begreep dat hij in het ziekenhuis moest zijn.

‘Meneer Carney?’

Die stem kwam hem bekend voor, maar hij wist niet waarvan. Hij kon er geen gezicht bij inbeelden, maar toch had hij het gevoel dat hij de stem al vele malen had gehoord. Zijn ogen gingen in de richting van het geluid en toen zag hij een wazig beeld van een vrouw naast zijn bed. ‘Yrina?’

Amia beet op haar lip. ‘Nee, meneer Carney. Mijn naam is Amelia Levine en ik ben verpleegster. U ligt in het ziekenhuis.’

‘Waarom?’

Zijn stem was schor en Amelia vermoedde dat het spreken hem pijn deed. Hij liet er echter niets van merken, er was iets dat vele malen belangrijker voor hem was dan de pijn in zijn keel. ‘Er is brand geweest en u heeft daarbij veel rook ingeademd,’ zei ze voorzichtig. Ze kon hem niet in een keer alles vertellen, hij was nog veel te zwak. Aan de andere kant was deze informatie misschien al voldoende voor hem om de verbindingen te leggen.

‘Y-‘ Hij schoot een stukje overeind en hoestte. Amia legde gelijk een arm om zijn schouders om hem te ondersteunen en zette een glas water aan zijn lippen. ‘Drinkt u wat, dat zal u goed doen.’

Michael wilde niets drinken, hij wilde weten wat er aan de hand was! Hij wist echter ook dat hij het water wel nodig had, dus met tegenzin nam hij een paar slokken. Toen Amia hem terug liet zakken, probeerde hij het opnieuw. ‘Yrina? Mijn vrouw… en… Lily?’

‘Ik zal even de dokter roepen, meneer Carney. Hij zal u willen onderzoeken en hij kan uw vragen beter beantwoorden.’

‘Nee, wacht, ik…’

‘Ik ben zo terug, meneer Carney.’

Snel liep ze de kamer uit. Ze wist dat het laf van haar was, maar ze kon het hem echt niet vertellen. Niet zonder zelf in tranen uit te barsten.

Michael keek haar na. Er klopte iets niet. Hij kon zich nog maar vaag herinneren dat er brand was geweest bij hen thuis, maar verder wist hij niets meer. Toch… toch was er iets, een gevoel diep van binnen, dat hem vertelde dat niet alleen het huis door de brand was verwoest, maar dat ook zijn eigen leven was verwoest. Ondanks het feit dat hij de verpleegster maar door een waas had kunnen zien, had hij het medeleven gemerkt. Het was overduidelijk in haar stem te horen geweest en dat bevestigde zijn donkerste angst. Maar dat kon niet! Dat mocht niet! Dat moest een droom zijn.

‘Meneer Carney?’

Michaels blik ging naar de man die binnenkwam, zijn gezichtsveld nu iets scherper.

‘Mijn naam is dokter Levine.’

Dat de dokter zich met dezelfde naam voorstelde als Amelia had gedaan, drong niet eens tot hem door. Hij wilde weten wat er gebeurd was.

‘Hoe voelt u zich?’

‘Gaat. Mijn vrouw…?’

Jake wierp een vragende blik op Amia en zij schudde haar hoofd. ‘Meneer Carney, ik wil u eerst even onderzoeken, daarna zal ik uw vragen beantwoorden.’

Michael schudde zijn hoofd. ‘Nee, eerst mijn vrouw,’ fluisterde onverzettelijk.

‘Michael?’ klonk een stem vanuit de deuropening. ‘Mike! Je bent er weer!’ De vrouw die in de deuropening was verschenen, wie Amia de vorige dag al had ontmoet, was zijn zus Melissa. Ze snelde naar het bed toe en drukte een kus op zijn voorhoofd. ‘O, Mike…’

Michael keek naar zijn zus op. ‘Yrina?’

Melissa zei niets, maar schudde bedroefd haar hoofd.

Michael slikte en stelde toen de volgende vraag, waarvan hij al onbewust wist dat het antwoord hem zou verwoesten. ‘Lily?’ Zijn stem was nauwelijks hoorbaar, zo zacht vroeg hij het, maar toch klonk het als een harde echo in de stille kamer die door alle drie de omstanders heen dreunde. Dit keer schudde Melissa niet eens haar hoofd, maar de tranen die over haar wangen begonnen te stromen waren voldoende antwoord.

Michael wendde zijn blik af en keek niets-ziend naar buiten.

‘H-het spijt me, Mike. I-ik vind het zo e-erg voor je,’ stotterde Melissa. Ze nam zijn hand in de hare en begroef haar gezicht snikkend in zijn hals. Michael gaf geen enkele reactie en bleef naar buiten staren. Na een tijdje kreeg Melissa het door. Ze hief haar hoofd op en keek vragend op hem neer. ‘Mike?’

Nog steeds geen reactie en Melissa wierp een ongeruste blik op Jake. ‘Mike, zeg alsjeblieft iets.’

Jake liep naar haar toe en legde een hand op haar schouder. ‘Mevrouw Carney, misschien kunt u beter even op de gang wachten. Uw broer is nog maar net bijgekomen en ik moet hem nog onderzoeken. Hij heeft een behoorlijke klap nu te verwerken en misschien kunt u beter zo meteen terugkomen nadat ik hem heb onderzocht.’

Melissa twijfelde duidelijk, maar knikte toch. ‘Goed.’ Ze boog naar Michael toe en gaf hem nog een kus. ‘Ik zal pap en mam bellen en dan kom ik straks weer terug, goed?’

Michael zei niets en met een zachte zucht liep Melissa de kamer weer uit.

Jake ging Michael onderzoeken en Michael deed gedwee wat Jake van hem vroeg. Elke handeling was echter mechanisch en hij keek hen niet aan.

Jake nam Amia apart, omdat hij niet over Michael wilde praten alsof hij er niet bij was. ‘Het lijkt er op dat het iets beter met hem gaat. De koorts is in ieder geval weg, dat is een goed teken, maar houd hem goed in de gaten.’

‘Ja, dat zal ik doen.’

‘Ik heb hem een kalmerend middel gegeven, dat hij goed zal kunnen gebruiken, dus hij zal niet lang wakker meer zijn. Maar misschien kun je hem wassen en schone kleren aantrekken voordat hij wegzakt.’

‘Ik zal kijken wat ik kan doen.’

‘Is er al hulpverlening ingeroepen?’

‘Nee, nog niet.’

‘Dat zal ik dan wel zo doen en ik zal ook even met zijn zus praten en vragen om hem nog wat meer tijd te geven.’

‘Dat lijkt me verstandig, ja.’

Jake, die heel goed zag hoe de situatie Amia aangreep, omhelsde haar even. ‘Probeer het niet persoonlijk te laten worden, Amelia.’

Net als dat zijn woorden gisteren geen nut hadden gehad, hadden ze nu helemaal geen nut meer. Ze trok het zich persoonlijk aan en er was niets wat daar nog verandering in kon brengen. Toch waardeerde ze Jakes bezorgdheid en ze probeerde te glimlachen. ‘Ik doe mijn best.’

‘Goed zo.’

Jake verliet de kamer en Amia liep om het bed heen. ‘Meneer Carney? Wilt u zich misschien wassen?’

Jake schudde nauwelijks zichtbaar zijn hoofd.

Amia wist heel goed dat hij ook zou weigeren als ze vroeg of hij schone kleren aan wilde trekken, dus in plaats daarvan haalde ze gewoon schone kleren uit de kast en liep daarmee terug naar het bed. ‘Ik zal u even helpen schone kleren aan te doen.’ Ze drukte op een knop waardoor het hoofdeinde omhoog ging en deed toen een poging om zijn shirt uit te trekken. Tegen haar verwachting in liet hij het toe, maar toen zijn shirt uit was en ze voelde hoe nat die was, besloot ze zijn nauwelijks zichtbare weigering om zich te laten wassen te negeren. Ze haalde een teiltje warm water en een wasdoekje. ‘Ik ga even uw rug wassen. Door de koorts die u heeft gehad, heeft u veel gezweet en dat zal voor eczeem zorgen als we uw rug niet schoonmaken.’ Ze zette zich al schrap voor zijn protest, maar die bleef uit, dus ze waste rustig zijn rug, smeerde er een zalfje op tegen de eczeem, en trok hem een schoon shirt aan. Toen ze zijn broek uit wilde doen, wierp hij voor het eerst een blik op haar. Amia las in zijn blik dat hij hier echt niet in zou meewerken en liet het rusten. ‘Goed dan, uw broek zullen we niet verwisselen. Dat komt morgen wel.’ Ze liet het hoofdeinde weer naar beneden zakken en trok het laken over hem heen. Even keek ze hem aan en ze zag de leegte die er in zijn ogen was gekomen, ondanks dat hij haar niet aankeek. Hij leek als verdoofd, alsof de man die hij was zich niet meer in het lichaam bevond, maar was verdwenen. Ze kon hem geen ongelijk geven. Als zij hem was geweest, was ze net zo lief in die brand gestorven samen met haar geliefden. Ze slikte en legde zachtjes haar hand op de zijne. ‘Voor wat het waard is: het spijt me heel erg.’

Toen zag ze eindelijk een reactie bij hem, een traan die uit zijn ooghoek tevoorschijn kroop en langs zijn neus rolde en daarna op zijn kussen viel. Nu trok Amia het echt niet meer, haar eigen tranen zonder succes wegknipperend, draaide ze zich om. ‘Ik kom zo terug.’ Snel verliet ze de kamer, Michael alleen met zijn gedachten achterlatend.

 

Michael balde zijn hand. Dat er om zijn andere hand verband zat, dat merkte hij niet eens. Haar blik vol medeleven en de tranen op haar wangen, waren niet tot hem doorgedrongen, maar hij had ze wel onbewust opgeslagen in zijn geheugen. Haar zachte woorden en de warme aanraking van haar hand, hadden hem echter wel geraakt en hem vervolgens gebroken. Het hadden niet haar woorden moeten zijn. Het had niet haar hand moeten zijn! Woedend om zijn verlies en zijn pijn, kneep hij zijn ogen dicht in een poging alles buiten te sluiten en zijn tranen tegen te houden. Maar het ging niet. De pijn trok met de hevigheid van de aanraking van de tentakels van de giftigste kwal door hem heen. Hij schreeuwde het uit en voelde toen langzaam de verlamming door zich heen trekken, waarna hij wegzakte.

 

Amia leunde tegen de muur naast zijn kamer en probeerde tot zichzelf te komen. Het was zo onrechtvaardig. Waarom moest hem dit overkomen? Een man, in de bloei van zijn leven, die in één klap zijn vrouw en dochter had verloren. Zijn dochtertje van zes maanden, die nog niet eens de kans had gekregen om echt te leven. Bij het horen van zijn schreeuw, duwde ze haar vuist tegen haar mond om haar eigen kreet tegen te houden. Zou deze man ooit weer zichzelf kunnen worden? Het was mogelijk, dat wist ze, maar zou het hem ook lukken?

Onderwerp: Hoofdstuk 1

Geen commentaar gevonden.

Nieuw bericht