Hoofdstuk 2

 

‘Allemachtig!’

Ralph keek om naar de man die vol ongeloof naar het tafereel voor zich staarde en stapte naar hem toe. ‘Rechercheur McCain?’

‘Ja.’

‘Ik ben Ralph Lewis.’

‘Ewan,’ zei hij, de uitgestrekte hand afwezig schuddend, maar zijn blik strak op het lichaam gericht. ‘Dus jij bent mijn compagnon.’

‘Ja. We hebben te maken met de moord op…’

‘Ik weet wie het is.’ De korte blik op het kleine stuk witte boord dat zichtbaar was bij de zwarte kraag, was overbodig. Hij zou deze man overal herkennen. ‘Dus het is eindelijk gebeurd.’

‘Pardon?’

‘Aha, ik zie dat ze het grove geschut hebben ingeschakeld!’

Ewan draaide zich om en ondanks de situatie, verscheen er een grote glimlach op zijn gezicht. ‘Stephen! Hoe gaat het met jou?’ vroeg hij, terwijl ze elkaar een klap op de rug gaven.

‘Prima. En met jou, Ewan?’

‘Z’n gangetje, dokter. Z’n gangetje.’

‘En met de meisjes?’

Er kwam gelijk een glinstering in Ewan’s ogen. ‘Net zo mooi als hun moeder. Je moet echt eens langskomen als dit allemaal achter de rug is.’

‘Zal ik zeker doen. Maar wat is dit, dat ze jou hebben opgeroepen?’

Hij gebaarde met z’n duim over z’n schouder en deed een stap opzij.

‘Het is niet waar! Dus het is eindelijk gebeurd?’

Er klonk een vaag keelgeluid naast hem en toen hij omkeek, zag hij de vragende blik van Ralph. ‘Zeker nieuw hier?’ vroeg hij, met een hoofdgebaar naar Ralph.

‘Ja, maar hij doet z’n best. Een goeie kerel.’

Ralph fronste en wilde er iets van zeggen, maar bedacht zich toen hij de volgende opmerking van de dokter hoorde.

‘Zeg, Ewan, ze hebben jou de zaak gegeven? Weten ze dan niet dat jij…’ Een waarschuwende blik legde hem het zwijgen op.

‘Dat is niet waar we hier voor zijn, dokter.’

Stephen wierp een blik op Ralph en de andere aanwezigen, die laatsten hadden gelukkig niets gemerkt, en kuchte. ‘Ahum, nee, natuurlijk niet. Goed, je wilt natuurlijk weten wat er is gebeurd.’

‘Dat lijkt me nogal duidelijk, dokter.’

Stephen schudde zijn hoofd, alsof hij nog wakker moest worden. ‘Tijdstip van overlijden.’ Toen maakte hij een wegwuivend gebaar naar Ewan. ‘Richt jij je nu eerst maar op jouw deel.’

Normaal gesproken zou hij zich nu richten op de details die hem bij binnenkomst waren opgevallen en daarna op wat hij over het hoofd had gezien. Maar deze keer niet. Hij bestudeert het lichaam voor zich: onderuitgezakt tegen de kussens, op z’n gemak. Zijn mond half open en z’n ogen wijd opengesperd. Dit was niet de avond geworden waarop hij had gehoopt.

‘We hebben een haar gevonden, rechercheur. Als we een verdachte hebben, kunnen we DNA vergelijken. Voor nu weten we in ieder geval dat de dader…’

‘Roodharig is.’

Ralph knipperde met zijn ogen. ‘Hoe weet u dat?’

‘Algemeen bekend, knul.’

‘Hoe bed-‘

‘En, dokter?’

‘Neergeschoten van dichtbij met het kussen als geluidsdemper. Maar dat wist je al. Tussen twaalf en een vannacht, schat ik. Dichter bij de een.’

Kussen? De veren rond het lichaam hadden hem dat allang moeten vertellen. Shit. Waarom hadden ze uitgerekend hem opgeroepen? Hij liep door de kamer en verloor geen detail meer uit het oog. Twee glazen, maar uit slechts één was er gedronken. Het leek er niet op dat de stoelen van het zitje waren verschoven, dus wat had hij gedaan voordat de dader kwam? Of waren ze samen gekomen? Er leek niets te zijn achtergelaten en het kussen, de enige plek waar ze vermoedelijk vingerafdrukken zouden kunnen vinden, was meegenomen. De deur van de badkamer was dicht en toen Ralph de deur een stukje opende, kon hij geen teken vinden dat er iemand in was geweest, nog geen druppeltje water in de wasbak. Hij stapte terug de kamer in en keek toe hoe het lichaam naar buiten werd gereden.

‘Er zijn nog geen vingerafdrukken gevonden.’

Pas toen de brancard uit het zicht was, wendde Ewan zich tot Ralph. ‘Ik verwacht ook niet dat die gevonden zullen worden. Ik geloof niet dat onze dader ook maar iets heeft aangeraakt behalve het kussen en dat is meegenomen.’ Hij keek nog eens naar de hoeveelheid veren op het bed. ‘De sloop althans.’

Ralph volgde zijn blik en knikte ernstig, alsof hij dat zelf ook al had bedacht. ‘Dus we hebben alleen de haar. Dan is de volgende vraag: wat deed hij hier en waarom is hij vermoord?’

Ewan rolde met zijn ogen. ‘Wat hij hier deed, lijkt me duidelijk. Op de vraag waarom hij is vermoord, zal waarschijnlijk het hele dorp je antwoord kunnen geven.’

‘Maar hij is een…’

‘Kijk je nooit naar het nieuws, Lewis? Lees je geen kranten?’

‘Ja, natuurlijk wel, maar…’

‘Dan zou je niet verbaasd moeten zijn. Wie heeft hem gevonden?’

‘Het kamermeisje.’

‘Uiteraard. Ga jij haar ondervragen, dan praat ik met de nachtportier. Ik neem aan dat ze allebei nog hier zijn?’

‘Jawel. Alhoewel de nachtportier met tegenzin.’

‘Dat kan ik me voorstellen. Ik ben er ook niet blij mee hier te zijn. Nou, aan de slag dan maar.’

‘Wilt u de ondervragingen niet samen doen?’

Ewan gaf hem een klap op de schouder en glimlachte naar hem. ‘Ik vertrouw volledig op jouw kunnen, Lewis. Laten we maar eens kijken wat onze getuigen over onze man kunnen vertellen.’

Ralph trok zijn wenkbrauwen op. ‘Man? Ik zou toch denken dat het om een vrouw gaat.’

‘Nee, Lewis, we hebben te maken met een man.’

‘Hoe weet u dat zozeker?’

‘Zoals ik al zei: algemeen bekend. Ik durf er vijftig dollar om te verwedden.’ Toen hij de sceptsche blik van Ralph zag, haamkte hij een wijds gebaar met zijn handen. ‘Maar het is natuurlijk altijd goed om met een open blik het veld te betreden. Goed, aan de slag.’

 

‘Dus u heeft het slachtoffer zien aankomen?’

‘Ja. Hij kwam de sleutel halen. Hij zei niets. Dat deed hij nooit.’

‘Hoe wist je dan wat hij wilde?’

‘Hij heeft een vaste kamer.’

Ewan wist zich nog net in te houden om niet te gaan snuiven. ‘En als zijn kamer al bezet is?’

‘O, maar dat gebeurd nooit. Het is zijn kamer.’

Ewan fronste. ‘Hoe bedoel je: zijn kamer? Sinds wanneer hebben gasten het exclusieve recht op een kamer?’ In het Hilton, misschien. In een hotel als hier, waar het zelfs niet nodig was om te reserveren omdat er toch altijd wel kamers vrijwaren? Nee.

De man haalde zijn schouders op. ‘Hij betaalt er goed voor.’

Nu kon Ewan zijn gesnuif niet tegenhouden en hij maakte een aantekening. ‘Hoe laat was dat?’

‘Iets voor twaalven.’

‘En heeft u nog iemand anders gezien?’

‘Niet samen met hem, als u dat bedoelt. Maar iets na kwart over twaalf zak ik iemand voorbij lopen.’

‘En hoe weet u dat die persoon naar dezelfde kamer ging?’

‘Omdat het de enige kamer is die op dit moment in gebruik is die je van buitenaf kunt bereiken.’

‘En je bent zeker van de tijd?’

‘Ja. Mijn favoriete programma was net begonnen toen hij voorbij liep.’

‘Hij?’

‘Ja.’

‘Weet je dat zeker?’

Heel even perste de bewaker zijn lippen op elkaar. ‘Ik heb nog nooit een vrouw bij hem gezien.’

‘Hoe zag hij eruit?’

‘Lang, slungelig, kort blond haar en een bril.’

Met een ruk keek Ewan op. ‘Blónd?’

‘Zeker.’

‘Niet rood?’

‘Nee.’

‘Hoe weet je dat zeker? Het is donker buiten en bewolkt.’

De bewaker slaakte een zucht en gebaardenaar de neonverlichting voor de ingang. ‘Donker of niet, ik kan alles duidelijk zien.’

Ja, Ewan ook. en toch klopte het niet. hij nam de man nog eens in zich op en merkte nu pas op dat er een paar rode lokken onder zijn pet uitstaken. ‘Welk programma keek u?’

‘Dat dat er toe?’

‘Anders zou ik het niet vragen.’

Hij mompelde iets binnensmonds en Ewan trok een wenkbrauw op. ‘Wat zegt u?’

‘Ik zei: dr. Phil.’ Hij vouwde zijn armen voor zijn borst en voegde eraan toe: ‘Hij geeft best goede raad.’

‘Zeker, zeker.’ Ewan keek naar de gouden ring om zijn vinger. ‘Kende u het slachtoffer?’

‘Ja, natuurlijk.’

‘Persoonlijk, bedoel ik.’

Hij schoot overeind en rechtte zijn schouders. ‘Wat zijn dit voor vragen?’

‘Relevante, waar ik graag antwoord op zou willen hebben.’

‘Néé!’

‘U wilt geen antwoord geven?’

‘Nee, ik ken hem niet persoonlijk.’

Ewan keek hem met een ongelovige blik aan.

‘Ja, natuurlijk weet ik wie hij was. Wat hij was. En ik ben blij dat ik altijd ver uit zijn buurt ben kunnen blijven.’

‘Waarom heeft u dan huwelijksproblemen?’

‘Wie zegt dat ik die heb?’

‘Dr. Phil heeft goede raad voor u.’

De man sloeg theatraal zijn ogen op. ‘Mijn vrouw vindt dat ik niet naar haar luister en nooit met haar praat.’

Ewan grinnikte, hij kon er niets aan doen, en richtte zich weer op zijn aantekeningen. ‘Goed dan. Hoe laat vertrok de man weer?’

‘Tegen enen, net voor het reclameblok.’

‘Is u iets aan hem opgevallen toen? Gedroeg hij zich vreemd of probeerde hij juist niet op te vallen?’

Daar dacht hij even over na en schudde toen zijn hoofd. ‘Nee. Ik vond wel dat hij snel weer wegging, maar verder was er niets vreemds, eerder het tegenovergestelde.’

‘Hoezo dat?’

‘Hij was heel rustig, zag er ontspannen uit en had een soort vredige uitstraling over zich.’

Verlossing, dacht Ewan.

 

Onderwerp: Hoofdstuk 2

Geen commentaar gevonden.

Nieuw bericht